“Iedere dag krijg ik om acht uur ’s morgens een berichtje van mijn neef uit Ghana met een Bijbelverhaal. Hij vraagt niet hoe het met me gaat of hoe koud het in België is. Elke keer opnieuw herinnert hij me eraan hoe ik als “ongelovige en homoseksuele Afrikaan” mijn weg door Antwerpen zoek. Volgens mijn familie ben ik verloren. Niet geloven in God bestaat niet in een christelijk land als Ghana. Homo zijn is in mijn geboorteland taboe.

Mijn voormalige leerkracht in Ghana sloeg me omdat ik zijn geloof niet respecteerde. Hij tikte niet met een latje op mijn vingers, maar bewerkte mijn lijf met een daarvoor speciaal ontworpen stok. Als hij goedgezind was, koos hij mijn handen, maar wanneer hij op maandag zijn koffie nog niet had gedronken, dan ging ik eraan. De leerkracht legde eerst uit wat ik misdaan had voordat ik slaag kreeg in bijzijn van mijn klasgenoten. Door deze harde aanpak kreeg ik respect voor gezag en mijn medestudenten. Ik stond sterk in mijn schoenen.

Op negenjarige leeftijd stuurde mijn moeder me naar België om te studeren, met de gedachte dat ik later zou terugkeren naar mijn thuisbasis. Natuurlijk kreeg ik in het begin ongelofelijke heimwee. Ik miste de wilde, Afrikaanse natuur en samen zingen op de bus. Ik vond het verschrikkelijk om mijn broertje achter te laten. Het was een heel moeilijk proces om me van hem te onthechten. Gelukkig woonde ik in Antwerpen bij mijn oom, waardoor ik me langzaam maar zeker beter thuis ging voelen.

Na een tijdje vond ik het zelfs niet meer raar om in de klas te zitten tussen al die blanke gezichten. Door de lijfstraffen die ik in Afrika kreeg, was ik voorbereid op het harde leven. Maar in België leerde ik pas wat pesten is. Daarvoor wist ik niet eens dat het bestond. Ze zouden jongeren hier ook strenger moeten aanpakken op school. Ik weet uit eigen ervaring dat het leven hard is. Je kan hier maar beter op voorbereid worden.

Vaak voelde ik me anders, maar later besefte ik hoe groot de kloof  tussen de Afrikaanse en de Belgische cultuur is. Met ouder worden, kreeg ik hier meer begrip voor. Zo leerde ik dat het hier raar is om voor het eten te bidden en dat ik hier wél dingen met mijn linkerhand mocht aannemen.

“Wat zou het leven saai zijn, als iedereen hetzelfde was.”

Het is belangrijk te beseffen dat we allemaal verschillende individuen zijn met eigen waarden en normen. Ik zie niet in waarom mensen mij altijd in een bepaald hokje willen stoppen. Wat zou het leven saai zijn, als iedereen hetzelfde was. Je mag anders zijn én dat ook tonen. Gelukkig kan ik dat in Antwerpen makkelijker. In de stad durf ik eerder mezelf te zijn. Hier ga ik onzichtbaar op in de menigte, verdwijn ik tussen de drukte. Toch ontsnap ik niet aan uitsluiting. Want homo zijn, dat is volgens velen “vies”. Helaas is dat voor mij geen geldige reden om iemand uit te sluiten.

Liefde associeer ik met familie en vrienden. Daarom ben ik bereid een deel van wie ik ben weg te cijferen voor hen. Is mijn geaardheid het waard om iemand van wie ik hou te kwetsen? Dat ik iets van mezelf niet met mijn familie kan delen, is geen verlies. Ik leid nu mijn eigen leven in Antwerpen. Het is een heerlijk gevoel om mijn eigen ding te doen. Ik ben meer dan alleen mijn huidskleur en geaardheid. Mijn naam is Donald.”

Rationeel, ongevoelig, happy.

Als ik geld op mijn bankrekening zie en als ik Afrikaans eet.

Elk liedje van Beyoncé.

Interview en foto’s door Gioia Arduini.