Het is enorm gemakkelijk onzichtbaar te zijn in een stad. Al die mensen die het druk druk druk hebben: ze tokkelen op hun smartphone, zitten een krant te lezen en bemoeien zich vooral niet met andermans zaken. Ik kan de hele dag door de stad dwalen zonder ook maar één keer aangesproken te worden. Voor sommige mensen is die onzichtbaarheid een vloek, voor mij is het een zegen. Hoe minder vragen ik krijg, hoe minder ik moet liegen.

Geen enkele illegaal vertelt zomaar de waarheid aan een vreemde. Er is altijd die angst: angst om opgepakt te worden, angst om teruggestuurd te worden naar een land dat ik niet ken. België is mijn thuis, ik weet niks meer van Kosovo. Ik was slechts drie jaar toen mijn ouders en ik er weggingen. Ik voel mij dan ook Belg, al staat dat niet op mijn papieren.

Vlak na onze uitwijzing waren mijn ouders en ik doodsbang. We durfden niet uit ons nieuwe appartementje te komen, vrienden maken was geen optie. Maar na een tijdje ontdekte mijn vader dat we niet veel te vrezen hadden. “Zolang je niks vraagt van de overheid, vraagt de overheid niks van jou”, zegt mijn vader. Daarom heeft mijn vader jaren geleden drie strikte regels opgesteld.

“Dop je eigen boontjes.”

Regel één: zorg dat je niet in de problemen geraakt. Ik betaal bijvoorbeeld altijd netjes mijn ticket voor de bus. Als er controle is en ik rij zwart, moet ik mijn identiteitskaart afgeven en die heb ik niet. Daarom omschrijf ik mezelf als plichtbewust: ik hou me altijd aan de regels. Regel twee: dop je eigen boontjes. Ik werk nu als kassierster in een buurtwinkel, in het zwart uiteraard. Ik weet dat ik veel meer in mijn mars heb dan achter de kassa staan, maar ik verdien er wel geld mee. Dat geld hebben mijn ouders en ik hard nodig: een uitkering aanvragen gaat niet.

De laatste regel is eigenlijk simpel: wees dankbaar voor wat je hebt. Ik heb een dak boven mijn hoofd, een job en een paar vrienden. Ik ben relatief gelukkig. Als ik ’s avond in mijn bed lig, denk ik dat er heel wat negentienjarigen zijn in de wereld die het slechter hebben dan mij. De toekomst? Die zie ik niet te negatief in. Ik hoop ooit een jongen te leren kennen die ik kan vertrouwen. En ik hoop dat mijn kinderen dan de Belgische nationaliteit krijgen. Maar ik hou me aan regel drie: ik ben dankbaar voor wat ik heb. “

Plichtbewust, schuchter, bang.

Als ik thuis ben.

Imagine van John Lennon.

Het Hendrik Conscienceplein.

Interview en foto’s door Hannelore Bara.