“Samen met mijn zus heb ik onlangs een huis gekocht in Oostenrijk. We zijn allebei nogal fanatieke skiërs, een keer of vier per jaar jaar pak ik dus wel mijn koffers. Skiën, da’s puur genieten. De winterse bergen, de natuur, het uitzicht, ik haal daar zoveel energie uit.

Ik ben terug beginnen skiën een jaar of drie na mijn ongeval, ondertussen veertien jaar geleden. We waren met een hele groep, onder wie veel kinderen. Mijn dochter was toen negen jaar oud, mijn zoon twaalf. In het ongeval is een groot deel van mijn lichaam verbrand en ben ik al mijn vingers verloren. Terwijl andere ouders hun kinderen aan het helpen waren, was het bij ons dus andersom. Daardoor zijn onze kinderen heel snel zelfstandig moeten worden, ze konden gewoon niet anders dan hun plan leren trekken. Soms voel ik mij daar wel wat schuldig om, al weet ik dat ik er zelf niets aan kan doen.

“Ik wil mezelf niet zitten wegcijferen.”

Ik heb er intussen vrede mee heb genomen, de klok terugdraaien kan je toch niet. Ik zou het erg vinden mocht ik iedere dag in een hoekje mezelf zitten wegcijferen. Ik heb een heel andere kijk gekregen op het leven, en het valt me op hoe anders iedereen met zijn problemen omgaat. Er zijn patiënten met heel kleine brandwonden die het daar enorm moeilijk mee hebben, terwijl mensen die er veel erger aan toe zijn, er zich perfect bij hebben kunnen neerleggen. Uiteraard had ik het liever niet meegemaakt, maar het is wel een serieuze levensles geweest.

Kunnen omgaan met lotgenoten is heel belangrijk voor mij. Zonder woorden kan je zoveel tegen mekaar zeggen, de persoon tegenover jou weet perfect hoe een groot deel van je leven is verlopen. Je begrijpt elkaar zonder enige inspanning, zonder enige uitleg.

Gek genoeg is het moeilijkste moment uit mijn leven niet mijn ongeval zelf, maar dingen die daaruit zijn voortgevloeid: relationele problemen, vriendschappen,.. Zulke dingen heb je niet in de hand. De eerste twee jaar word je enorm beschermd, maar een keer dat dat medisch toezicht wegvalt, val je in een groot zwart gat. Mijn sociaal leven, dat bestond gewoon niet meer. Mensen die ik al jaren kende, wisten niet meer hoe ze met mij moesten communiceren. Dat is wel even slikken. Ik ben heel veel vrienden verloren, anderzijds zijn er vrienden met wie ik nu een veel sterkere band heb dan voordien.

“We zijn zo verschillend en toch gelijk.”

Zo’n drastische gebeurtenis verandert je kijk op de wereld, je leert hoe het leven in mekaar zit. Tot m’n veertigste dacht ik dat iedereen was zoals ik, nu weet ik dat er helemaal niemand is zoals ik. Enerzijds zijn we allen zo verschillend, anderzijds is iedereen gelijk. Er zijn brandwondenpatiënten van alle klassen, rassen, religies, culturen, op dat vlak bestaan er enorme verschillen. Aan de andere kant loopt iedereen het gevaar brandwonden op te lopen, rijk of arm, dat maakt dan allemaal niet meer uit.”

Realist, doorzetter, koppig.

Aan tafel zitten met mijn kinderen.

Interview en foto door Anke Dirix