“Als ik terugblik op mijn kindertijd in Macedonië, schiet er slechts één woord door mijn hoofd: armoede. Stel je even voor om jarenlang met zeven gezinsleden in een klein kamertje te wonen. De dag waarop we verhuisden, herinner ik me alsof het gisteren was. Mijn vader bouwde een nieuw, schamel huisje zonder ramen of deuren. Met een inkomen van twintig euro per dag was daar gewoon geen geld voor. We leden helse kou in dat kale huis. Gelukkig waren er dekens om ons op te warmen.
Na mijn lagere schooltijd mocht ik niet meer verder studeren. Mijn vader verplichtte me om mee te helpen in het huishouden, zoals dat nu eenmaal van goede moslima’s verwacht wordt. Wegvluchten uit de ellende was een droom, die werkelijkheid werd toen ik mijn toekomstige man ontmoette. Ik ontdekte de liefde van mijn leven op een foto die bij mijn nicht op de kast lag.
“Hij was mijn enige kans op een betere toekomst.”
Blijkbaar woonde hij al meer dan tien jaar als Macedoniër in België. Ik was negentien, hij vierendertig. Het grote leeftijdsverschil kon me niet tegenhouden. Ik moest en zou met deze man trouwen. Hij was mijn enige kans op een betere toekomst en een nieuw leven. Mijn nieuwsgierigheid was sterker dan mezelf, dus besloot ik hem op te bellen. Toen hij na enkele telefoongesprekken voor het eerst een foto van mij zag, schrok hij zich rot. Thuis was er zo weinig geld, dat ik elke dag overleefde op zelfgebakken brood met paprika. Ik was vel over been en veel te mager voor hem. Maar ik kreeg hem onmogelijk uit mijn hoofd.
Een paar maanden later was hij op familiebezoek in Macedonië. Toen hij mij voor het eerst zag, raakte ook hij halsoverkop verliefd. Hij beloofde me beter eten te geven in België. Dus trouwden we stiekem in zijn dorp en trok ik in bij zijn familie. Na zes maanden wachten kreeg ik eindelijk mijn visa en verhuisde ik naar Antwerpen.
Ik vluchtte zonder enige toestemming van mijn ouders. Mijn vader ging niet akkoord met onze relatie en met het feit dat ik Macedonië wilde verlaten. Als oudste kind van het gezin voelde ik me verantwoordelijk om mijn familie te steunen, daarom stuurde ik maandelijks geld op.
“Ik voelde me klein in de grote stad.”
Heimwee naar mijn thuisland, dat kende ik niet echt. In het begin van mijn verblijf miste ik mijn familie wel erg en had ik nood aan sociaal contact. Als ik over straat liep, zei niemand spontaan goedendag tegen me, ik voelde me klein in de grote stad. Zo herinner ik me, dat ik in gebrekkig Nederlands de weg vroeg aan een meneer, waarop hij me afsnauwde omdat hij dacht dat ik om geld bedelde. Later bood hij zijn excuses aan, dat maakte me oprecht vrolijk.
Nu ben ik 29 jaar, trotse mama van drie kindjes en woon ik acht jaar in België. Ik durf te zeggen dat ik me thuis voel in Antwerpen. Elke dag werk ik nog aan mijn Nederlands. Mijn man moedigde me aan deel te nemen aan YWCA & Vrouwenwerking. Hier ontmoet ik elke dag nieuwe mensen met verschillende achtergronden en verbeter ik mijn taal.
Wanneer ik gelukkig ben? Als ik een job heb gevonden, in een mooi huis woon en mijn kinderen studeren. De dag dat ik kan zeggen dat ik mijn leven op orde heb, daar kijk ik naar uit. Mijn droomjob is verkoopster zijn. Ik wil geld verdienen om de toekomst van mijn zonen te verzekeren. Mijn moeilijke jeugd zal ik nooit vergeten, maar ik laat ze niet mijn leven bepalen. Mocht ik ooit een miljoen winnen, zou ik dat geld niet alleen voor mezelf houden, maar delen met de armen omdat ik weet welke hel zij elke dag doorstaan.”
Sociaal, open, lief.
Bij mijn kinderen.
Armoede.
Bart De Wever.
Park Spoor Noord.