“Het lijkt alsof ik bepaalde vanzelfsprekende dingen nooit heb meegekregen, waarschijnlijk omdat ik nooit een vaderfiguur heb gehad. Mijn papa is vertrokken toen ik nog heel jong was. Nadien kwam hij regelmatig nog wel eventjes tevoorschijn, maar ik was te jong om te beseffen dat het mijn vader was die voor me stond. Af en toe had mama ook wel een vriend, maar een tweede papa zat er nooit tussen.
Na het zesde middelbaar ben ik een jaar naar Peru vertrokken. Toen was mijn vader plots heel ongerust: na 15 jaar niet naar mij om te kijken, ging hij plots de grote vader uithangen. Mijn mama was daar ontzettend boos om, begrijpelijk.
Aan de mails die hij me in Peru stuurde, merkte ik dat er iets vreemds aan de hand was. Ik wist dat hij bezig was met spiritualiteit en dergelijke, maar hij ging daar duidelijk te ver in. Het leek echt alsof hij een paar vijzen miste! Enkele maanden na mijn terugkeer is hij zelf naar Peru vertrokken, hij leek wel van de aardbol verdwenen. Hij stopte met alimentatie te betalen, liet niets meer van zich horen,.. Na een tijdje kwam hij dan toch weer boven water. Hij had namelijk het proces omtrent de alimentatie verloren.
Opnieuw werd duidelijk dat mijn vader op een andere planeet leek te leven. Volgens hem “droeg de persoon in het vonnis wel zijn naam, maar kwam die niet overeen met zijn zijnsorde, en die orde is het hoogste goed.” Tja, wat moet je daarvan denken… Ik vind het jammer dat het zo is verlopen en uiteraard had ik ook liever een betere band met hem gehad, maar ondertussen is die man bijna zeventig jaar oud. Veel hoop op beterschap is er niet meer.
“Het gaat om het contact tussen familieleden, het gevoel van samenzijn.”
Het grootste deel van mijn familie is getuige van Jehova. Daardoor vieren wij geen familiefeesten of verjaardagen; daar heb ik het soms wel wat moeilijk mee. Mijn mama en ik zijn de enige niet-getuigen binnen onze familie. Daardoor hebben we ook minder contact met hen dan ik eigenlijk zou willen. Als ik een vriendin heb, is het ook altijd een hele belevenis om mee te gaan naar familiefeestjes. Voor mij is dat iets nieuws, iets dat ik nooit heb gekend. Jehova’s getuigen vieren geen verjaardagen of Christelijke feesten omdat ze van Heidense oorsprong zijn. Ze hebben niets meer met geloof te maken, maar daar draait het voor mij helemaal niet om! Het gaat om het contact tussen familieleden, het gevoel van samenzijn.
In mijn kindertijd was mama de enige die er altijd voor mij was. We waren altijd samen, misschien is dat net de reden waarom ik mij in de pubertijd tegen haar heb gekeerd. Al op jonge leeftijd begon ik uit te gaan, alcohol te drinken, wiet te gebruiken,… Ik deed mijn eigen zin en daar kon mijn mama al snel niet meer tegen op. Ze zag mij de verkeerde richting uitgaan en stelde me daarom regelmatig voor een ultimatum. Een paar keer heeft ze zelfs op het punt gestaan om mij uit huis te zetten. Om discussies te vermijden ben ik dan beginnen liegen, maar al snel kwam ik erachter dat dat allesbehalve de oplossing was. Nu gaat het dan ook beter tussen ons. Sinds ik in Antwerpen woon, hebben we allebei wat meer ruimte. Die ruimte heeft ons opnieuw dichter bij elkaar gebracht.
Toen het vorig jaar gedaan was met mijn ex-vriendin ben ik in een depressie beland. Ik ben toen heel veel beginnen schrijven, vooral voor mezelf. Een echt doel was er niet, achteraf gezien was het misschien een soort van uitlaatklep. Ik vluchtte in mijn gedichten, maar ook in mijn wietverslaving. Op dat moment leek alles op mijn schouders te vallen. Plots hingen er overal verantwoordelijkheden en consequenties aan vast, niets was nog onschuldig.
Uiteraard zijn er momenten waarop ik mijn gedachten kan verzetten, maar steeds opnieuw lijk ik in een patroon van eenzaamheid te hervallen. Die wiet, da’s mijn vlucht. Onlangs is het me na lange tijd eindelijk gelukt om vijf maanden lang te stoppen, ik was het kotsbeu. Het isolement, het consequent niet bereiken van doelen, geen controle hebben, die verslaving,.. Maar toen een vriend me uitnodigde om een jointje op te steken stond ik terug bij af. Je maakt jezelf dat wijs. “Eentje kan geen kwaad”. Maar dat besef komt altijd te laat.
Geluk zit in je hoofd, in de manier waarop je je openstelt naar de wereld, in perspectief, dankbaarheid, zelfzekerheid. Geluk zit in in zoveel dingen. In Peru ben ik ‘s nachts met vrienden op een gigantische duin geklommen. We hadden onze sandboards bij en hebben urenlang naar de sterren gekeken, muziek geluisterd, gepraat, pintjes gedronken,.. Nadien zijn we in een roes van geluk naar beneden gesandboard, een avond die ik nooit zal vergeten. Aan zo’n momenten trek ik me op, ze herinneren me eraan wat geluk voor mij betekent.”
Recht voor de raap, besluiteloos, contradictorisch.
Wanneer ik diepe gesprekken voer met vrienden of volslagen vreemden.
We don’t eat van James McMorrow.
Een oude griek.
Het Kattendijkdok.
Ik mag mijn dromen niet verliezen,
want angst maakt zich dan meester.
Systematisch blijven stappen,
blijven breken.
Tot ik me een nieuwe identiteit heb aangemeten.
Ik moet blijven doorgaan,
blijven weten
dat mijn lach ooit de gewoontes zal verbleken
en trots in zijn schoenen zal staan.
Niet te verjagen, nooit te vergaan.