“Mijn jeugd was eenzaam. Ik miste de onvoorwaardelijke liefde die je van thuis meekrijgt. Een echte thuis heb ik nooit gehad. Met mijn moeder heb ik nooit een goede band. Ze had een alcoholprobleem. Dat maakte alles nog moeilijker.

Op jonge leeftijd is ze gescheiden van mijn vader. Hij verliet het toneel, zij was op zoek naar zichzelf. In die zoektocht hoorde ik niet thuis. Vele keren verhuisde mijn moeder en ik door haar mislukte liefdesleven. Ik heb nooit een thuishaven kunnen creëren. Toen ik tien jaar was hertrouwde mijn moeder. Dat was de grote redding voor haar en voor mij. Het gaf enige stabiliteit aan mijn leven.

Daarbovenop komt nog eens dat je anders bent. Iedereen heeft mij dat altijd verteld. Ik was ook anders. Als je continu wordt verteld dat je raar en niet normaal bent ga je dat naderhand ook geloven.  

Als tiener heb ik op internaat gezeten. Hoewel ik omringd was door veel mensen bleef ik me eenzaam voelen. Mijn puberjaren waren heel moeilijk. Ik voelde dat de lichamelijke ontwikkeling van kind naar vrouw niet voor mij was. Borsten krijgen, menstrueren, het hoorde niet. Hoe meer ik er uitzag als een vrouw, hoe meer mensen van jouw verwachtten je daarnaar te gedragen. Op mijn achttiende dacht ik lesbisch te zijn. Dat bleek echter niet de oplossing.

Ik voelde me een buitenstaander. Ik maakte geen deel uit van de maatschappij. Ik beantwoordde niet aan het verwachtingspatroon van de mensen rondom me: ben ik een meisje of een jongen? Ik voelde me nutteloos, onbegrepen, eenzaam en dacht: ‘Waarom ben ik hier nog? Ik hoef hier niet te zijn?’ Er waren momenten dat ik zelfmoordneigingen had.

Negen jaar geleden op kerstavond, het keerpunt in mijn leven. Met mijn stiefvader bladerden we door oude fotoalbums. Het viel hard op: de foto’s waarin ik in salopette houthakte samen met mijn grootvader leek ik gelukkig en blij te zijn. Als ik een rok droeg liep ik rond met een triestig en geërgerd gezicht. “Ik heb me altijd meer een jongen gevoeld. Ik voel me eigenlijk nog altijd een jongen’’ zei ik tegen mijn stiefvader. Hij antwoordde: ‘Misschien ben je wel transgender?’ Op dat moment drong het tot me door. Dertig jaar heb ik eenzaam en onbegrepen geleefd. Een grote last viel van mijn schouders.   

De transitie was moeilijk voor mijn omgeving. In de maatschappij moet iedereen in een vakje passen: je bent man of vrouw. Tussen mijn operaties en hormonenwisselingen  werd dat vakje heel wazig. Veel mensen zijn niet tegen transgender zolang ze het maar niet zien. Dan passen ze niet meer in een vakje. Er heerst een soort schijntolerantie.

Ben ik nu een man? Ik weet het niet. Ik weet zelfs niet meer wat het is een man te zijn. Er is nog niemand die mij heeft kunnen vertellen wat het inhoudt om een man te zijn? Ik weet alleen dat ik maatschappelijk gezien voldoe aan de voorwaarden om een man te zijn.  

Niet alleen transgenders moeten op zoek gaan naar zichzelf. Iedereen heeft zijn zoektocht. Leef in het moment en laat los aan het verwachtingspatroon van anderen. Het allerbelangrijkste is dat je jezelf graag ziet.”

Onderzoekend, energiek en spiritueel.

Als ik rust vind in mezelf en vrede in mijn omgeving.

Ik kan niet kiezen. Voor elk lied is er een juist moment.

Iedereen die spreekt zonder zijn ego te laten spreken.

De sluizen op het Albertkanaal.

Interview en foto’s door Daniele Lucchesi.