n

“Mijn huid is donkerder dan die van andere Belgen, omdat ik een auto-immuunaandoening heb. Een deel van mijn familie wilde mij niet en op school werd ik altijd gepest en geslagen. Het draaide steeds om één ding: mijn huidskleur. Op school noemden ze me ‘Turk’ of ‘Marokkaan’. Als kleine jongen wist ik nauwelijks wat dat betekende en ik zag dat dan als een scheldwoord, maar het is slechts een nationaliteit. Wie dat als scheldwoord gebruikt, is dom. Die domheid wil ik uit de wereld bannen.

Toen ik klein was dacht ik: er zijn goede en slechte mensen. Dat idee evolueerde naar een onderscheid tussen domme en niet-domme mensen. Mensen die racistisch zijn, zijn vaak heel dom of hebben een slecht kritisch denkvermogen. Racisme is daar volgens mij een symptoom van. Het onderwijs moet leerlingen kritischer leren denken, leerkrachten doen dat nog te weinig.

Bij alles wat ik gedaan heb, was racisme steeds een factor. Op school en op straat sloegen en spuwden racisten op me. Buren kwamen vertellen dat ze me in een school niet zouden binnenlaten omdat ik zogezegd ‘een bruine’ was. Toen ik 16 jaar was, moesten we bij muzikale opvoeding het Belgisch volkslied zingen. De klas weigerde dat te doen als ik zou meezingen. Ik heb bijvoorbeeld ook nooit leren zwemmen omdat ze me in de eerste zwemlessen probeerden te verdrinken. Sommige mensen zijn dus dom genoeg om ook nog domme acties te ondernemen. Leerkrachten steunden me niet uit onwetendheid. Het enige wat ze zeiden was: ‘Sorry, we zijn daar niet voor opgeleid.’ Niemand kreeg ooit straf.

Na het middelbaar studeerde ik een tijdje informatica, maar daar bedreigden neonazi’s mij. Er waren nog een hoop andere incidenten, ons huis was onder meer afgebrand. Nadien volgde ik de lerarenopleiding. Ze noemden mij een geboren leraar, alles ging goed. Maar halverwege het schooljaar kwamen er veel nieuwe studenten bij met wie ik vroeger op school zat. Echte racisten. In het tweede semester wilde niemand meer met me samenwerken. Groepswerken maakten ze achter mijn rug en als we een toneeltje moesten opvoeren duwden ze een tekst in mijn handen waarbij ik de terrorist moest spelen. Ik belandde in een depressie.

Bij de VDAB heb ik een leervermogentest gedaan. Ik behaalde een heel hoge score en ze raadden me aan om rechten te studeren. Dat heb ik dan ook gedaan. Aanvankelijk ging dat goed, maar later waren er weer veel incidenten. Iemand had mij in de les fysiek aangevallen voor de ogen van tweehonderd studenten omdat hij mijn samenvattingen wilde hebben. Ik zat zo vaak bij de vicerector voor van alles en nog wat.

Door de herhaling van opmerkingen dat ik hier niet thuishoor, dat ik terug moet naar m’n eigen land, voelde ik me ongewenst. Een Noor zei me ooit dat België meer zijn land is dan dat van mij, maar dat is weer die domheid. Ik kreeg het soms letterlijk ingeslagen dat ik hier niet hoor te zijn. Dokters meenden dat ik een auto-ongeval gehad heb, maar dat leek alleen maar zo omdat ik vaak werd toegetakeld.

Ik merk dat mensen met een migratieachtergrond die ongewenstheid minder sterk ervaren dan ik. Die hebben thuis nog een support system. Ik heb dat niet, er is niemand die komt zeggen dat ze moeten stoppen of dat ik het me niet moet aantrekken. Alleen op internet voel ik mij niet alleen.

Vroeger speelde ik online in clans en dan kon ik gewoon praten met mensen zonder dat ze me begonnen uit te schelden. Omdat ik graag analyseer, kreeg ik de leiding over tweeduizend spelers in een online game. We zijn daar een jaar mee bezig geweest en uiteindelijk werden we kampioen. 300 man online horen juichen gaf me wel een gelukkig gevoel, al was ik toch niet echt blij. Ik weet eigenlijk niet of ik dat nog kan zijn.

Als kind wilde ik iets met computers doen, leraar worden, of advocaat. Op de universiteit hebben ze me onterecht buiten gegooid. Dan ben ik weer in een depressie gesukkeld en twaalf therapeuten later kwam ik bij De Brug in Hasselt terecht. In mijn huis en hier in De Brug voel ik mij wel thuis, maar voor de rest heb ik dat gevoel nergens. Niet in Hasselt, niet in de rest van België. Ik voel me vaak vreemdeling in eigen land.

De VDAB stuurde me oorspronkelijk naar De Brug met het plan om me elke zaterdag aardappelen te laten schillen. Ik moest een motivatiebrief opstellen over wat ik voor de vzw kon betekenen. Ik schreef onder andere dat ik zes à zeven talen spreek. Mijn motivering was uiteindelijk 17 pagina’s lang, terwijl één al volstond. Zo liet ik zien dat ik wel een stukje kan schrijven. Nu verdiep ik mij in de leefwereld van een kind in kansarmoede en onderbouw alle thema’s wetenschappelijk. Ik onderzoek ook hoe je weerbaar wordt door mensen die voor je opkomen.

Vroeger keek ik vijf jaar in de toekomst, maar dat doe ik niet meer, want er gebeuren te veel dingen die onvoorspelbaar zijn. Mijn tijdsperspectief gaat niet verder dan een week. Nu ben ik hier dus bezig met ontwikkelingspsychologie. Ik schrijf een wetenschappelijke literatuurstudie. Misschien kan ik nog psychologie studeren.

Ik zou eigenlijk iets willen doen met de tien ACE-studies (Adverse Childhood Experiences Studies) uit de jaren negentig, die bewezen hebben dat negatieve ervaringen die je als kind beleefd hebt, invloed hebben op gezondheids- en sociale problemen als volwassene, zoals roken, druggebruik en tienerzwangerschap. We moeten daarom voorkomen dat kinderen voortaan verkracht of mishandeld worden of andere negatieve ervaringen beleven. Leer om te beginnen domme mensen kritischer denken.”

Introvert, intuïtief, met feeling en judgement.

Onlangs was ik nog eens gelukkig toen ons online gameteam, dat ik leidde, na een jaar kampioen werd.

Fortunate Son van Creedence Clearwater Revival.

Die heb ik eigenlijk niet. Er zijn weinig plekken waar ik me echt thuis voel.

Interview en foto door Vincent Kwanten.